Integratiekunstwerk dat in 1977 werd geïnstalleerd naar aanleiding van de officiële opening van het Provinciaal Vormingscentrum in (Oost)Malle. Het werk in ongeglazuurde, gebakken klei bestaat uit 29 afzonderlijke delen, die samen een wandreliëf vormen. De uitwerking is een vrij letterlijke weergave van de tekst die bij het werk is aangebracht: "laat vorming een confrontatie zijn, van het rijpend idee, gevoed door ervaring, gedragen door begeestering". Zelf omschreef de kunstenaar het programma als volgt: "Twee armen (een van een man en een van een vrouw) omvatten het geheel waarin de jeugd zich zelf en mekaar vormt, staande op overlevering en beschaving (letterlijk en figuurlijk!)." // De horizontale basis van het tafereel toont een ondergrond waarin een viertal lichamen en een menselijk skelet begraven liggen. In de linkse figuur is duidelijk het portret van toenmalig provinciegouverneur Andries Kinsbergen te herkennen. Uit deze lichamen groeien planten naar de oppervlakte, die kleine baby's als vruchten dragen. Aan de rechterzijde van de balk is nog een tafereel verwerkt dat een twintigtal figuren aan een lange tafel toont, wellicht ook een metafoor voor 'de ervaring'. Rechts van het midden stijgt uit de balk een groep van drie figuren op: twee personen - 'de begeestering' - dragen letterlijk een derde persoon, die in het midden boven hen uitsteekt. Op het middenniveau zijn enkele afzonderlijke groepen met menselijke figuren samengebracht. Telkens gaat het om groepjes oudere en jongere mannen die in discussie zijn, of onderwezen worden. In een verticale strook van op elkaar gestapelde vierkanten, rechts van het midden, zijn zes slapende figuurtjes in hun ledikanten verwerkt. De afzonderlijke onderdelen worden visueel samengehouden door twee gestrekte armen met open handen, links en rechts van het werk, die centraal bovenaan samenkomen in twee menselijke gezichten in profiel, van een man links en een vrouw rechts. Zonder signatuur of datering.