De Haagse burgemeester Pieter Stalpert van der Wiele en zijn vrouw Maria van Libert laten zich in dit gefantaseerde landschap omringen door hun twaalf kinderen. Dochter Elisabeth en zonen Adrianus en Paulus zijn op dat moment al overleden en zweven nu als engeltjes in de lucht. Op 14 juli 1645 zou Adriana, de jongste dochter van het echtpaar, sterven. Op het schilderij is zij nog staand aan de knie van haar moeder te zien, wat betekent dat het familieportret vlak voor haar dood voltooid moet zijn geweest.
Links toont de oudste zoon Cornelis, inmiddels twee jaar stadsdokter van Den Haag, een boek aan zijn vader. Op de opengeslagen pagina’s zijn de datering van het schilderij en de signatuur van kunstenaar Johannes Mijtens te zien. De op twee na oudste zoon Pieter wijst met zijn vinger op de tekening in het boek om de beschouwer hierop attent te maken. Aan de rechterkant van het groepsportret houden de dochters Catharina, Cornelia en Odilia zich bezig met het vlechten van bloemenkranten. Bloemen zijn in de verbeelding van de vrouw traditionele attributen. Ook in het werk van Mijtens komen zij geregeld voor als symbool van de liefde, de huwelijkse kuisheid en de vruchtbaarheid.
Dit familieportret uit 1645 is het vroegste voorbeeld uit het oeuvre van Johannes Mijtens waar de overleden kinderen als engeltjes zijn weergegeven. De schilder heeft hen afgebeeld in de leeftijd waarop zij zijn gestorven. Leven en dood lijken op dit werk twee aparte werelden te zijn, maar zij worden met elkaar verbonden door dochter Elisabeth die met een gestrekte arm naar de overleden familieleden wijst. Net als het gemaakte handgebaar van huisvader Pieter is het naar boven wijzende meisje een motief dat in vroegere werken van Mijtens voorkomt. Ook in latere schilderijen herhaalt de kunstenaar eerder gebruikte thema’s. Zo is het op de grond zittende jongetje met een hondje op zijn schoot, in licht aangepaste vorm, ook te zien op het familieportret van Willem van Kerckhoven uit 1652/5.