‘Laet scriven gherustigh, de clerck gheoccupeert’ luidt de tekst op het papier dat Floris van Dam voor zich heeft liggen. Samen met de archiefstukken in de linkerbovenhoek van dit schilderij verwijst het opschrift naar de ambtelijke functie die de geportretteerde bekleedde. Keizer Karel V benoemde Floris in 1553 tot schout van Den Haag voor een periode van zes jaar. Zijn aanstelling werd vervolgens met drie jaar verlengd. In 1561 volgde opnieuw een benoeming voor zes jaar op voorwaarde dat de vorst het recht behield een opvolger te kiezen. Deze bepaling is opgenomen, omdat Floris op dat moment met gezondheidsproblemen kampte. Over het persoonlijke leven van de Haagse schout is verder weinig bekend. Wel weten wij dat hij omstreeks 1508 geboren is, want volgens het opschrift op de lijst van dit portret was hij veertig jaar oud toen Hendrik van der Heyden deze beeltenis van hem maakte.
Op 26 augustus 1555 legden Floris en Maria in een testament vast dat de langstlevende van het echtpaar een hofje voor twaalf ‘oude menschen’ zou laten bouwen. Na het overlijden van Maria verzetten haar broers en zusters zich tegen dit plan en spanden zij een zaak aan bij het Hof van Holland. In 1563 besloot Floris een nieuw testament op te stellen met uitvoerige bepalingen over het te stichten hofje. Opnieuw kwam het niet tot uitvoer, doordat hij kort daarop overleed. Uiteindelijk vervulden de executeurs alsnog de wens van het echtpaar. In 1565 werden drie percelen in de Juffrouw Idastraat gekocht waar pas in 1606 de twaalf ‘oude wyfkens huyskens’ gesticht werden. Meer dan twee eeuwen werd dit ‘Hofje Floris van Dam’ beheerd door nazaten van de stichter, maar in 1883 moest het plaatsmaken toen de Prinsestraat werd verbreed en doorgetrokken. Ter vervanging kochten de regenten een hofje van de Lutherse gemeente aan de Lange Beestenmarkt dat sindsdien de naam ‘Hofje Floris van Dam’ draagt.