De zijstukken van de grijze bordesmuur zijn bekroond met voluten en de uiteinden met op een vierkant basement rustende kegels. Op deze muur rusten twee dorische zuilen die het, met een fronton, getooid met het Haagse wapen, bekroonde afdak boven het bordes dragen. Zowel dit afdak (thans verdwenen) als de muren van het stadhuis, waaraan deur en benedenvenster op de hoek zichtbaar zijn, zijn wit gepleisterd. Op de hoek staat een wandlantaarn. Tegen de bordesdeur 2 kanonslopen verticaal in de grond gezet.
Er zijn aanplakbiljetten op de muur, die door enige mensen op de voorgrond worden gelezen. Twee heren en een vrouw met een koffertje in geel jak en rode halsdoek. Rechts van de vrouw een visser met rode muts en broek en een mand voor zich; een jongen met kind op de arm; een hond. Links drie vrouwen met elkaar in gesprek; een jongen die met een zweep een hond aan riem bedreigt. Geheel links de Grote Kerk met een karretje ervoor.