Glas-in-loodraam t.g.v. het 25-jarig bestaan van de Rademaker fabriek 1899-1924Als eerbetoon aan directeur W.J.M. Rademaker boden alle reizigers, vertegenwoordigers in binnen- en buitenland die de contacten voor het bedrijf onderhielden, dit glas-in-loodraam aan ter gelegenheid van zijn 25-jarige directeurschap. Foutief is in het opschrift vermeld dat de fabriek ook een kwarteeuw bestond. Oprichter Johan Rademaker, producent van het Haagse Hopje, kreeg immers al in 1889 toestemming om zijn chocoladefabriek aan de Havenkade in Scheveningen op te richten. Tien jaar later werd de firma omgevormd tot een naamloze vennootschap om nieuw kapitaal te genereren voor de uitbreiding van het productieproces. Vermoedelijk wordt naar deze gebeurtenis verwezen. Op het glas-in-loodraam zijn verder de nieuwe fabrieken aan de Laan van Meerdervoort (1902) en de Slachthuiskade (1924) te zien. De randen worden geheel versierd door het belangrijkste ingrediënt van chocolade: de cacaoboon. Onderaan vinden wij nog een verwijzing naar het streven van het bedrijf om meer en goedkoper te produceren door gebruik te maken van de modernste technieken.
Ernstige conflicten met de commissarissen leidden in 1902 tot het ontslag van oprichter en directeur Johan Rademaker. Het recept voor de Haagse hopjes, en daarmee het bestuur, legde hij in handen van zijn zoon Willem die krachtdadig leiding gaf aan het Haagse bedrijf. Na een brand in de fabriek aan de Havenkade in oktober 1901 voerde hij de capaciteit van de nieuwe fabriek aan de Laan van Meerdervoort geleidelijk op. Zo wist hij in 1903 al een bescheiden winst te boeken. De periode aan de Laan van Meerdervoort wordt gezien als een gouden tijd voor het bedrijf waarin constant geïnvesteerd werd in nieuwe productietechnieken. Het gebouw was spoedig te klein. In 1922 besloten de commissarissen tot bouw van een nieuwe fabriek in het Laakhavengebied dat, volgende de directeur, voordelig was vanwege de aanvoer van grondstoffen en kolen. Eind 1924 kon men het pand aan de Slachthuiskade in gebruik nemen.