Aankomst van 3 bomschuiten op het strand bij Zandvoort.
Bomschuiten: In de loop der eeuwen heeft de bomschuit zich ontwikkeld vanuit de pink. Dergelijke strandschepen hadden een zwaar uitgevoerde platte bodem in tegenstelling tot gekielde schepen. Vanwege hun specifieke bouw konden bomschuiten door de branding heen op het vlakke strand lopen. In vergelijking met de pink is de bomschuit "hoekiger". De schepen waren geheel gedekt (van een dek voorzien). Hun visserij was gericht op de vangst en aanvoer van platvis en rondvis en in mindere mate op die van verse haring. Na het midden van de 19de eeuw gingen de kustdorpen zich ook richten op de haringvisserij met de vleet die was gericht op de aanvoer van pekelharing. Onder de eerdergenoemde kustdorpen is deze visserij uitsluitend te Scheveningen tot werkelijke bloei gekomen. De door de bomschuiten aangevoerde platvis en rondvis vis werd op het strand uitgeladen en daar ter plekke verkocht. Deze verkoop vond plaats bij afslag en stond onder stedelijk toezicht.
Het zeilen
Bomschuiten waren trage en weinig loefwaardige zeilers, maar ze boden de opvarenden een stabiele werkplek. De kleine schuiten hadden een enkele mast met bezaantuig, de grotere (na 1800) twee masten met schoenertuig aan de voorste of grote mast. De masten waren strijkbaar, om zo min mogelijk windvang te hebben als de bom aan de vleet lag. Om het driften van de schepen te beperken waren aan beide zijden zwaarden geplaatst. (wikipedia)